3. Jezus krijgt het kruis
Het gezicht van Jezus is smartelijk vertrokken. Het drukt ook eenzaamheid en gelatenheid uit. De hand op het kruishout verhoogt de druk om het lijden te verzwaren.
GRENZEN
Liefde, recht, vrede,
goed, als het zo uitkomt,
bij wijze van uitzondering.
Bij hem: regel, wet, evangelie.
Leef je, leef dan zó.
Als je toch mens bent.
Weggeduwd. Verstoten.
Hij vraagt erom. Echt,
hij moet de wereld uit.
Met hem –
je blijft er geen mens bij.
Er zijn grenzen.
Het leven moet tenslotte
wel leefbaar blijven.
Volstrekt buiten de werkelijkheid
staat hij.
Aan het kruis met hem.